Opening
Welkom in deze viering
Zingen: Dit huis vol mensen
Inleiding op het thema
Deze viering gaat over ‘troost’ en liever nog over het werkwoord ‘troosten’. Als het een werkwoord is, worden wij uitgedaagd om er zelf mee aan de slag te gaan. Hoe doe jij dat, troosten? Wanneer heb je voor het laatst iemand getroost?
Mensen hebben behoefte aan troost als er iets naars aan de hand is, als ze verdriet hebben. De vroegste herinneringen zijn misschien die, wanneer je als kind viel en ondraaglijke pijnen leed. ‘Kusje erop!’, zei je moeder misschien, en het ging wonderlijk snel over. Misschien kreeg je dat kusje erop ook niet, dan moet je nu alsnog getroost worden.
Troost is nodig bij verlies en rouw, bij ziekte en pijn, bij verlies van je gezondheid, als het leven anders loopt dan je gehoopt had.
Troost kan bestaan uit de nabijheid van andere mensen, uit de nabijheid van God, uit mooie herinneringen, muziek, natuur, poëzie, kunst, of soep. Of uit koffie: een bakkie troost.
De troost die je nodig hebt, krijg je niet altijd, of niet altijd op de manier die jou verder helpt.
Het gebeurt: dat iemand zegt dat je toch nog zoveel mooie dingen hebt om voor te leven, je kleinkinderen, je vrienden. En dat dat jou niet troost.
Het gebeurt: dat iemand zegt dat anderen het zoveel zwaarder hebben, of dat het zo langzamerhand tijd wordt om het leven weer op te pakken.
Het gebeurt: je ziet iemand die pas een groot verlies geleden heeft en ontwijkt een ontmoeting, omdat je niet weet wat je zeggen moet. Je weet ook vaak niet wat je zeggen moet. Omdat alles wat je zegt, te weinig is of misschien te veel. Misschien is samen zwijgen dan de beste troost.
In deze viering willen wij inzichten over troost met jullie delen. Wij gaan daarbij te raden bij de Joodse traditie rond rouw en verlies.
Er zijn twee lezingen, een uit Psalm 104 en de andere uit het evangelie volgens Matteus.
In het tweede deel van de viering herdenken wij de mensen uit ons midden die er niet meer zijn. Wij sluiten daarmee aan bij vanouds katholieke feesten: Allerheiligen en Allerzielen. Vanouds zijn er twee dagen om de overledenen te gedenken. Op Allerheiligen alle heiligen van de christelijke traditie. Op Allerzielen alle overledenen. Als Basisgemeente hebben wij onze eigen invulling gegeven aan deze traditie.
Woorden van ver voor nu
Zingen: “Die chaos schiep’
Lezen: Psalm 104, in een vertaling van Huub Oosterhuis
Lezen: Matteus 2, 17 – 18
Zingen: Dit ene weten wij
Gedachten bij de teksten
Matteus citeert Jeremia, met ‘er klonk een stem in Rama, luid wenend en klagend. Rachel beweende haar kinderen en wilde niet worden getroost, want ze zijn er niet meer’. Als de Joodse lezer dit leest, of ieder andere Bijbelvaste lezer, gaat er een belletje rinkelen: dit klopt niet.
Rachel die rouwt omdat haar kinderen er niet meer zijn? Dit zijn de feiten: Rachel baart twee zonen, Jozef en Benjamin, Jakob is de vader. Rachel sterft in het kraambed van Benjamin, Jozef leeft dan nog. Er is geen moment in de wereldse geschiedenis dat Rachel kan rouwen omdat haar zonen er niet meer zijn.
Als er iets niet klopt, dan moet je op je qui-vive zijn, dan wil de tekst je iets vertellen. Matteus slaat met het noemen van Rachel een brug in de tijd en in de plaats tussen het lijden van toen en het lijden van nu: het verdriet van de moeders, die hun zoontjes van onder de twee zagen sterven in wat wij ‘de kindermoord van Bethlehem noemen’. Maar ook het verdriet van de Egyptische moeders in de nacht van de uittocht. Hun verdriet is verbonden met verdriet van alle moeders door tijden en plaatsen heen.
Eenzelfde beweging zien wij in psalm 104. Daar wordt de grootsheid van de schepping en van de scheppende, bevrijdende God bezongen. In het tweede deel ligt de focus op de aarde, waar wij leven. Daar gebeurt het, of het gebeurt niet. Ons bestaan wordt geplaatst in een groter verband, wij zijn verbonden met geschiedenis, met de wereld. Dat weten draagt ons. Wij zijn geen toevallige passanten op een voorbij suizende en tijdelijke planeet.
Wij zijn geschapen, gewild, geroepen, met alle glorie en breuken, in alle grootsheid en zwakheid.
De Joodse traditie kent veelkleurige en sterke gewoonten rond dood en rouw. Omdat ze al honderden jaren meegaan, hebben ze hun kracht bewezen en verbinden ze Joodse mensen door de eeuwen heen.
Die traditie is zo rijk, dat het onmogelijk is om er alles over te zeggen. Ik kies twee inzichten: troost op de adem van de rouwende en troost kan praktisch zijn.
Wat je daarvoor onder andere nodig hebt zijn stilte en voedsel.
Een van de krachtigste tradities is die van het ‘sjiwwe zitten’. Dit begint op de dag na de begrafenis, het duurt een week lang en bestaat uit het zitten bij de rouwende. De gemeenschap zorgt ervoor dat het minjan aanwezig is, het minimum aantal mensen dat nodig is voor het ochtendgebed en het avondgebed. Die momenten aan het begin en aan het einde van de dag geven structuur.
Het sjiwwe zitten gebeurt laag bij de grond, om aan te geven dat er een abnormale situatie is, en aanvankelijk zelfs op de grond, op de aarde waarin ook de geliefde is begraven.
Met de voorschriften rond ‘sjiwwe zitten’ vergemakkelijkt de traditie het binnengaan in het huis van de rouwende. Je hoeft namelijk niets te zeggen en hoeft dus ook niet bang te zijn dat je de verkeerde dingen zegt of met je mond vol tanden staat.
“De vrouw van rabbi Mana stierf. Zijn collega, rabbi Abin, kwam om te troosten. Toen vroeg rabbi Mana: zijn er woorden in de Tora die hij ons in deze tijd van verdriet kan doen horen? Rabbi Adin antwoordde toen: ‘In tijden als deze neemt de Tora haar toevlucht tot stilte’.
Hiermee wordt een verband gelegd met een tekst uit het boek Job: ‘Zo zaten zij met hem op de aarde, zeven dagen en zeven nachten; en niemand sprak tot hem een woord, want zij zagen, dat de smart zeer groot was.’
De bezoekers laten zich leiden door de behoefte van de rouwende. Hij of zij kan aangeven wanneer troost gewenst is, en op welke manier. Dit is een belangrijk inzicht.
Rouw is als een vingerafdruk, hoogstpersoonlijk. Wie troost wil bieden, zal dat het beste doen op de adem van degene die deze troost behoeft. Hij of zij geeft aan wat nodig is. Samen zijn in stilte. Samen herinneringen ophalen. Samen naar mooie muziek luisteren. Ergens anders over praten, als een tijdelijke vlucht. Praktische dingen regelen. Misschien wil de rouwende zelfs opluchting delen, dat er na lange tijd van lijden en zorgen een einde gekomen is aan een leven zonder perspectieven. Dan zijn de gevoelens gemengd: opluchting en gemis.
Zelden is het zo dat de rouwende het verdriet wil verzwijgen. Vrienden van ons die een dochter verloren vertelden ons: ‘Een dag waarop haar naam genoemd wordt, is een goede dag.’
Daarom is het vandaag een mooie dag, als we namen noemen van mensen uit ons midden die er niet meer zijn.
Een andere traditie is die rond voedsel, waarmee we komen op het punt ‘troost kan praktisch zijn’.
Deze ‘handen uit de mouwen-traditie’ begint met de maaltijd na de begrafenis, bestaan uit brood, boter, een hardgekookt ei, koffie of thee en eventueel cake. Kijk, daar heb je onze cake bij de uitvaart!
Dit staat bekend als ‘de maaltijd van herstel’. Het is geen gezellige maaltijd, er wordt nauwelijks gesproken. Het belangrijkste is dat hiermee het leven weer wordt opgepakt. Het is de gemeenschap die deze maaltijd verzorgt, dat is een mitswe, een heilige plicht. Het is een eerste uiting van troost, een steuntje in de rug, terug het leven in na de dagen van diepe rouw, vasten, afzondering.
Deze gewoonte van ‘voor voedsel zorgen bij rouw’ zien wij onder andere terug in de Surinaamse cultuur. Cultureel heeft het verschijnsel oude en brede papieren, vooral in culturen die de gemeenschap koesteren. Je vindt ze onder andere nog terug in het oosten van het land, in de noaberschap.
In de geïndividualiseerde samenleving waarin wij leven verdwenen dit soort gewoonten. Iemand moet het zelf maar uitzoeken omdat afspraken, gewoonten en regels rond dood en rouw er niet zijn.
Plaatsen waar dit nog wel wordt beoefend zijn de geloofsgemeenschappen, zoals wij er eentje zijn. Met vallen en opstaan oefenen wij op onze eigen manier een van de 613 mitswot, geboden en verboden, van het jodendom: troost bieden aan wie rouwt.
Zo ontsteken wij straks ook een licht voor de overledenen. Licht, het symbool van leven. Licht, dat de menselijke ziel symboliseert, die als onvergankelijk wordt gezien. Een licht, ‘opdat men de overledene niet vergeet’. Dat hij of zij in deze kring en door ons niet vergeten wordt, dat hier haar of zijn naam klinkt, is op zichzelf een troost voor degene die achterbleven.
Daden van troost, zwijgend of aarzelend naar de juiste woorden op de adem van wie verdrietig of ziek is. Praktische daden, die het leven lichter maken en getuigen van aandacht en betrokkenheid. Ik sluit af met de laatste woorden uit het boek van Jos Brink over rouw, ‘Rouw op je dak’.
Rouw op je dak
Het is als zwarte sneeuw
De warmte van de liefde die deze diepe smart veroorzaakt
Zal die sneeuw laten smelten
Ik wens het je toe
Ik kan je niet dragen op je moeilijke weg
Ik hoop oprecht dat ik je geholpen heb weer een beetje te kunnen lopen,
Zelf te kunnen lopen
Naar de horizon
Waar hemel en aarde bij elkaar komen
Om liefde gaan wij een leven.
Muziek: Comfort ye uit The Young Messiah
Licht van nu voor mensen van voorbij
In ons midden leefden zij
En bouwden mee aan onze gemeenschap
Met hun aanstekelijk enthousiasme
Met hun bemoedigende aanwezigheid
Stil op de achtergrond, uitgesproken op de voorgrond
Met al hun kwaliteiten, inzet en betrokkenheid
Met hun eigenwijsheid, hun stokpaardjes
In ons midden leefden zij
En wat waren wij blij
Dat zij er waren
In onze herinnering leven zij voort
‘Weet je nog hoe zij altijd…’
‘Weet je nog dat hij telkens weer…’
Soms brengt een lied hun leven weer tot leven
Een tekst, een gebaar, een ontmoeting
Een goede gedachte, een inspirerend moment
In ons midden leven zij voort
En wat zijn wij blij
Dat zij er waren
Daarom blijven wij hun namen noemen
En laten wij een ander, eeuwig licht schijnen
Over de mensen van voorbij
Wij noemen de namen van mensen uit ons midden,
die overleden zijn
Wij steken een kaars voor hen aan
Een licht van nu over de mensen van voorbij
We noemen de vijf en twintig namen van de overledenen uit onze Basisgemeente.
Stilte
Zingen: Ruimte waar het licht kan stromen
Slot
De zegen mee
Zingen: Vrede zij / het leven / het missen / het troosten / het vieren / het doorgaan |